Lig jij, als mentor, ’s nachts ook af en toe wakker van je klas? De sfeer is niet goed, verre van veilig. Kinderen die buitengesloten worden, stoere jongens met hun lompe gedrag, populaire meiden met hun sneaky opmerkingen.

Onbewust worden (kwetsbare) kinderen beschadigd. Al je energie en aandacht gaat naar het ‘brandjes blussen’, gesprekjes voeren, corrigeren van gedrag en afspraken maken. Je krijgt moeilijk grip op de klas; je loopt voor je gevoel achter de feiten aan.

Hoe zou het zijn als er eens met een andere blik, een systemische blik, naar jouw klas gekeken wordt?

Door middel van een opstelling in de klas kun je zichtbaar maken wat er, in de onderstroom, speelt in een groep. De bovenstroom is wat je feitelijk ziet aan gedrag, de onderstroom is wat je misschien wel voelt, waar-neemt, maar waar je nog geen woorden voor hebt of je vinger achter krijgt…

"Wist je dat je klasgenoot zich er buiten voelde staan?"

"Hé, de klas bestaat uit heel veel kleine groepjes!"

Daarnaast kun je als mentor(en), voorafgaand aan het traject en voor de eerste ontmoeting met de klas, een introductie workshop krijgen. Hierin worden je de basisprincipes aangereikt. Daarna volgen de klassenbezoeken.

Voorafgaand het eerste bezoek ontvangt de mentor een vragenlijst met betrekking tot de hulpvraag en de beginsituatie.

Het traject bestaat uit drie bezoeken van 1.5 uur. Tussen deze bezoeken liggen 4-6 weken. Data en tijden in overleg.

De bezoeken bestaan uit groepsopstellingen en evt. andere interventies.

In de week voor de tweede en voor de laatste ontmoeting ontvangt de mentor enkele schriftelijke vragen m.b.t. de situatie op dat moment.

Na afloop van elk bezoek volgt een (kort) nagesprek/evaluatie. Tevens stuur ik na het laatste bezoek een kort verslag op papier met nog enkele adviezen.

De mentor, docent maakt deel uit van de klas, dus is aanwezig en neemt deel aan de opstelling.